29 mei 2006

Michaplast #1



"Als ik het nummer niet had onthouden, zou ik die plek nooit hebben teruggevonden. Het poortje dat toegang gaf tot een soort fabrieksgebouw achter de huizenrij is er niet meer. De huizen zelf ook niet en ook de fabriek is spoorloos verdwenen. Toch wás het hier, het atelier waar wij met een man of 20 ieder 36 schilderijen per dag maakten. Voor de weduwe Michael die haar zaakje de naam Michaplast had gegeven. Zij moet een joodse dame zijn geweest, want het bedrijf werd toegewijd geleid door ene mijnheer Goels. Hoewel hij er gojser dan gojs uitzag was hij "goed", ondanks zijn lichtblonde haar, blauwe ogen en brede schouders én zijn lengte. Hij leek zó weggestapt uit de etalage van een herenmodezaak.
Om in godsnaam nog iets te verdienen beschilderden mijn vrienden en ik broches, van houten knopen gemaakt, een speld aan de achterkant, en tegels. Een heel karwei, die loodzware tegels in een koffer ophalen en beschilderd weer terugbrengen. Om de waterverf op het gladde glazuur te laten pakken moest je een paar druppeltjes ossegal mengen in het water waarmee je de verf verdunde. Wanneer een rijtje tegels klaar was, spoot je er met een mondspuitje een laagje celluloselak overheen. Van de peerdropsachtige geur moest ik altijd even hoesten. Dit werk kende ik. Maar hoe ging dat met schilderijen? Daar komt meer bij kijken.
Ik kwam in een ruimte, het best te vergelijken met een gymnastieklokaal van een school. De bekende geur van verf en peut. De verf kwam niet uit tubes, maar uit literbussen. Penselen en kwasten werden niet verstrekt, daar moest je zelf voor zorgen. Ze zetten een rekje voor mij neer waar 36 triplex paneeltjes, een laagje grondverf erop, in konden staan - een centimeter van elkaar zodat ze elkaar niet raakten."
(Uit: "Waar Het Gebeurde", Jan Willem Holsbergen (tekst) en Sjoerd Holsbergen (foto's))

Geen opmerkingen:

Een reactie posten